Japanse termen

Bij het binnentreden of verlaten van de dojo wordt steeds met “osu” gegroet.
Een hogere graad wordt met “osu” begroet vanuit “Fudo Dachi”.

Tellen

(1-10)
Ichi, Ni, San, Shi, Go, Roku, Sichi, Hachi, Ku, Ju; Yon Ju Go = 45

3 “K’s” of Kyokushinkai

Kyokushin training bestaat in basis uit drie hoofd elementen: Techniek, Vorm/Houding en Sparren. De drie K’s zijn afgeleid uit de Japanse benaming hiervan:

Kihon (basics), Kata (forms) en Kumite (sparring)

Woordenlijst

Age : Hoog
Ashi Barai : Beenveeg
Chudan : Tussen Jodan en Gedan (romp, ter hoogte van de plexus)
Gedan : Alles lager dan het kruis (benen)
Geri : Traptechniek
Hajime : Start, beginnen
Hanmi : (heup) half weggedraaid
Hantai : Ander kant, wisselen van stand of houding
(andere been voor)
Hidari : Links
Jodan : Alles boven de schouders (hoofd + nek)
Jiyu-Kumite : Vrij gevecht
Jiyu kamae : Vrije gevechtshouding welke een zekere
gevechtsrealiteit uitdrukt
Juji : Gekruist
Kamae : Houding
Kamae te : Commando om aangegeven stand aan te nemen
(bijv.”hidari zenkutsu dachi, Kamae te”:
neem de linker naar voren leunende stand aan)
Kanku : Staren naar de zon
Kake : Gehaakt
Karate-Do : De weg van de lege hand (het ongewapend vechten)
Karate-Gi, Dogi, Gi : Karate-oefenpak (kimono)
Kata : Basistechnieken, individule stijloefening waarbij
een gevecht tegen denkbeeldige tegenstanders
wordt uitgebeeld
Kime : Doorzettingsvermogen, inzet
Ki : Energie
Ki-Ai : Concentratie van energie door harde schreeuw
Kihon : Stijltechnische basistraining
Kihon kumite : Stijltechnische basistraining met partner
Kumite : Vrij gevecht
Kyokushinkai-kan : Kyoku: uiterste, Shin: waarheid, Kai: samenwerken,
Kan: organisatie
Mae : Voorwaarts
Mae ni : Naar voren
Mawatte : Commando voor draaien, van richting veranderen
Migi : Rechts
Morote : Dubbele of versterkte techniek
Naore : Ga terug naar uitgangspositie
Obi : Gordel
Osu! : Groet, bevestiging (spreek uit ‘oesch’)
Shomen : (Heup) naar voren
Sagaru : Naar achteren
Tai Sabaki : Ontwijking
Tsuki : Stoottechniek
Uchi : Slagtechniek (trekstoot, zweepslag)
Ushiro, Ura : Achterwaarts
Yame : Stop
Yasume : Rust, ontspannen (tevens afgroeten in musubi dachi)
Yoko e : Zijwaarts
Yudansha : Dangraadhouder
Yoi : Wees gereed, klaar

 

Delen van de hand

Haishu : Rugzijde
Haito : Meskant buitenkant, duimzijde
Koken : Pols
Nukite : Speerhand
Seiken : Vuist met knokkels van wijs- en middenvinger
Shotei : Handpalm
Shuto : Meskant buitenkant
Tettsui : Hamervuist
Ura Ken : Omgedraaide vuist

 

Delen van been en voet

Chusoku : Bal van de voet
Haisoku : Wreef
Hiza : Knie
Kakato : Hiel
Sokuto : Meskant buitenkant voet
Sune : Scheenbeen
Teisoku : Meskant binnenzijde voet

 

Overige lichaamsdelen

Ago : Kin
Ganmen : Aangezicht
Hiji, Empi : Elleboog
Kinteki, Kin : Testikels, kruis

 

Openings- en sluitingsceremonie, dojo-etiquette

Seiza : Meditatie-zit
Shinzen Ni Rei : Groet aan de overleden Karate-grootmeesters
Shinden Ni Rei : Groet aan de tempel
Mokuso : Meditatie met gesloten ogen
Mokuso Yame : Stop met mediteren, ogen open
Sensei Ni Rei, osu! : Groet aan de leraar, vanaf 1e dan
Senpai Ni Rei, osu! : Groet aan de leraar, bruine banders
Otagai Ni Rei, osu! : Groet aan elkaar
Keritsu : Verzoek tot opstaan

Domo Arigato Gosai Mashita (bedankt voor uw aanwezigheid)